Syrië

John (niet de echte naam) heeft status en ook nog een huis toegewezen gekregen, hij moet wel heel gelukkig zijn. Helaas is dat niet het geval. Hij kan alleen maar denken aan zijn moeder en zijn jongere broer die nog in Syrië wonen. Ze zijn in direct levensgevaar. Dat geldt voor veel inwoners van Syrië, maar voor de Syrische christenen geldt het dubbel. John wil zijn moeder en broer helpen, maar wat kan hij doen? Van alle kanten zitten ze vast. Alle opties nemen we door, maar zonder papieren en geld gaat het niet lukken. Vorige week las ik in de kant over de verlegenheid die wij westerse christenen hebben met de christenen die vervolgd worden. Als je hun leed durft toe te laten voel je je behalve onmachtig ook laf. En zo voel ik me nu ook ten opzichte van John. Onze eerst ontmoeting was tijdens de internationale dienst in de Immanuelkerk. Sinds een paar weken bezoek ik hem regelmatig. Zelden zag ik iemand die zoveel bezorgdheid uitstraalde. Behalve bezorgd is hij ook teleurgesteld. ‘Nederland is toch een christelijk land, waarom helpen ze de Syrische christenen dan niet?’ Helaas, we zijn nog niet zover.

Een dag later ga ik, samen met Co, op bezoek bij een Syrisch moslimgezin. We worden hartelijk ontvangen, maar er moet wel even een probleempje worden opgelost. Er is een tolk nodig. Snel wordt de buurvrouw opgehaald. Ze is lerares en spreekt redelijk goed Engels. We zitten nu in een huisje, een stuk gezelliger dan die containerwoningen die wat verderop staan. De kamer/keuken is een kleine maar gezellige ruimte. Een tafel met daaromheen een bank een vier stoelen. We moeten van alles eten. Er wordt een bord met vier stuk fruit voor ons neergezet en we krijgen een heel klein kopje super sterke koffie. Ze zijn blij met ons bezoek. ‘We houden van gasten, we kunnen niet leven zonder gasten’. Onze gastvrouw is ontdaan over de aanslag in Brussel waar ze net over heeft gehoord. Met moord en doodslag is ze bekend. Drie van haar broers zijn doodgeschoten. Haar moeder heeft de zorgt voor zeven kleinkinderen. De vertaalster heeft nog een dochter in Syrië. Ze is zeer bezorgd. Hebben jullie nog ouder?, vragen we. ‘Ja, ze leven nog’. Als wij zo’n antwoord geven betekent dat meestal iets ander. ‘Zullen we samen bidden?’ vragen we voor we vertrekken. Dat willen ze heel graag. We bidden we voor de oude moeder met al die kinderen en voor de dochter die in Syrië achtergebleven is. Een paar uur later krijg ik een berichtje op mij telefoon: ‘please pray always to come my daughter’.

We gaan nog even langs bij John. Samen met Co zit ik aan een kleine tafel in de containerwoning. Het ziet er troosteloos uit. Een laag bed, een stapelbed en een koelkast. En dus de kleine tafel met een paar stoelen, dat is het. John wordt met de dag angstiger. ‘ISIS is very naer’ zegt hij, ‘kunnen jullie iets doen?’ ‘Misschien moeten ze toch die gevaarlijke vluchtroute nemen’. Maar daar is veel geld voor nodigen en dat hebben ze niet. ‘Canadese kerken geven aan christenen financiële steun om vluchten mogelijk te maken’.

Krijn de Jong