Maaltijd
Rahel opent de deur naar de keuken en komt even later de woonkamer weer in met een pan in haar handen. Haar man Henok volgt haar met een schaal injera, een soort opgerolde pannenkoeken. Hij gaat de kring rond. Iedereen neemt er eentje af, ook ik. De injera leg ik op mijn plastic bord en rol deze uit. Rahel tilt het deksel van de pan en schept iets van de Eritrese stoofpot midden op mijn pannenkoek. Ik krijg er wat salade bij. De reuk is goed en ik weet dat de smaak ook heerlijk is. Ik scheur een stukje van de injera af, pak er wat van de bruinachtige puree mee vast en eet het op. Het is lekker pittig.
Terwijl ik een tweede stukje van mijn pannenkoek trek, zie ik opeens weer het blonde meisje voor me. Op de Familiedagen in Gorinchem kwam ze naast me staan, terwijl ik met een grote pollepel in een pan roerde. ‘Wat maakt u?’, vraagt ze nieuwsgierig. ‘Nsima’, antwoord ik en wijs naar de plaat boven mij. ‘Kijk, dat eten de kinderen in Malawi. Elke dag krijgen ze een bord van deze maïspap. Wil je ook een beetje proeven?’ Ze knikt. ‘Hier, voor jou.’ ‘Waar moet ik het mee opeten?’ klinkt het. Ze kijkt naar het donkere meisje op de poster. Aarzelend gaat haar hand naar de nsima, ze neemt een hap, slikt, knijpt haar ogen stijf dicht en griezelt.
Mijn ogen glijden naar het grote wandkleed aan de muur in Rahel’s huiskamer. In bijna elk Eritrees huis is deze afbeelding van Jezus te zien, kloppend aan een deur. We hebben hier net een Bijbelstudie over gehouden: ‘Zie Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.’ Ik probeer me voor te stellen hoe het zal zijn om samen met Hem te eten. Een Psalmvers komt boven:
(…) Hier wordt de rust geschonken, hier ’t vette van Uw huis gesmaakt, een volle beek van wellust maakt, hier elk in liefde dronken.’
Marijke de Wit